Werken in het hospice: “Vogels gaan ook gewoon dood”

Bertus verblijft ruim twee maanden in het hospice. Hij heeft een reeks aan aandoeningen, waaronder longkanker met veel uitzaaiingen en er is geen zicht op genezing.

Zoals te doen gebruikelijk doen we er in het hospice alles aan om het Bertus naar de zin te maken en zijn laatste dagen – hoeveel dat er ook nog mogen zijn – zo aangenaam en comfortabel mogelijk te maken. Door goed ingestelde medicatie, waaronder sterke pijnstilling,  heeft Bertus weinig pijn en ongemak. Wel gaat hij gestaag achteruit; in zijn gezichtsvermogen en spierkracht. Wilde hij in het begin nog wel op eigen kracht vanaf zijn kamer naar de gezamenlijke huiskamer en terug lopen; later moest dit met een rollator, en nog wat later met een rolstoel.

Ondanks deze verslechteringen in zijn toestand blijft Bertus altijd vrolijk en heeft voor iedereen een goed woord over. Ik bewonder zijn levenskracht.

Als ik op een zomeravond tijdens mijn dienst in de huiskamer zit te lezen in het logboek, hoor ik een zacht getik tegen het raam. Ik kijk op en zie een klein vogeltje dat met schokkerige bewegingen van zijn kopje naar binnen kijkt.

“Een gewone heggenmus,” hoor ik achter me. Bertus komt de huiskamer binnen en parkeert zijn rolstoel naast me.

“Heeft een spitsere snavel dan de huismus.”

Ik kijk opzij en zie hem glimlachen. “Je kent je vogelklassiekers, Bertus,” zeg ik. Hij knikt.

“Ik ken ze allemaal. Prachtige beestjes. En ze komen nooit zomaar bij je zitten en zeker niet aan het raam kloppen.”

Ik word nu wel heel nieuwsgierig, maar er gaat een bel van een andere bewoner en mijn collega is nog bezig.
“Ga maar,” zegt Bertus. “Ik houd dit flierefluitertje wel even in de gaten.”

Als ik terugkom, is Bertus in gesprek met mijn collega en daarna ontstaat er wat nieuwe drukte: de gasten hebben ons nodig. Ik neem me voor om Bertus nog eens te vragen naar wat hij vertelde over de vogels, en dat die nooit zomaar langskomen of zelfs aankloppen. Ik spreek hem die avond niet meer.

De zaterdag erna heb ik weer avonddienst en als collega Geertje en ik binnenkomen, ligt er allerlei lekkers op de tafel in de keuken: een paar droge worsten, een grote bak paté en een gerookte ham. Er ligt een briefje bij.

‘Voor iedereen, geniet er lekker van! Groetjes van Bertus.’

Dat is namelijk de andere hobby van Bertus: trakteren. Regelmatig liggen er lekkernijen in de keuken, altijd met een briefje van Bertus erbij. Hij geniet zichtbaar als de vrijwilligers, de coördinatoren en de verpleegkundigen hem vertellen hoe ze hebben gesmuld van de zoveelste traktatie. Bertus ziet  mensen graag genieten: een bijzondere man.

Gelukkig krijg ik wat later op de avond de gelegenheid om nog even met hem te praten. Bertus gaat zienderogen achteruit en is steeds sneller vermoeid.

“Gaat niet zo lang meer duren, denk ik,” begint hij. Ik luister en kijk hem aan.
“En het is ook wel mooi geweest hoor, Ed.” Hij glimlacht wat weemoedig. “Ik heb nu wel lang genoeg pijn gehad en ben klaar om de laatste reis naar mijn paradijsje te gaan maken.”

“Wat zeg je dat mooi, Bertus,” zeg ik. “En ook fijn dat je er klaar voor bent.”

“Ach ja,” zegt hij. “En het is me de afgelopen dagen ook al een paar keer verteld, dat het niet zo lang meer gaat duren. Weet je nog die vogel gisteren?” Ik knik, ook al weet ik dat het niet gisteren maar vorige week was.
“Die komen nooit zomaar langs. Dat zei ik al hè?”
“Ja, dat vertelde je. Ik ben heel benieuwd: hoe bedoel je dat?”

Hij kijkt me een tijdje aan, alsof hij aarzelt om het te vertellen. Dan knikt hij.

“Het zijn boodschappers, die vogels,” zegt Bertus. “Ze komen je altijd iets vertellen. Let maar ’s op; als je ineens een vogel dichtbij ziet komen, of ze trekken je aandacht, dan hebben ze een boodschap voor je. Vooral roodborstjes, maar ook mussen en spechten, boomklevers… eigenlijk alle vogels.”

Ik laat dat even op me inwerken.

“En hoe weet je wat ze precies komen vertellen?” vraag ik.

“Nou, gewoon goed luisteren natuurlijk!” zegt hij. “Ze praten gewoon Nederlands hoor.” Hij schatert het uit. De lach gaat over in een vervelende hoestbui en als dat uiteindelijk kalmeert is Bertus bekaf.

“Wil je me naar bed helpen?” vraagt hij.

Ik help hem in bed, samen met de verpleegkundige die in huis is. We verzorgen hem, vragen of hij nog iets nodig heeft, en wensen hem welterusten.

“Goed opletten,” zegt Bertus tegen mij. “Dan begrijp je de boodschap vanzelf.”

Een paar dagen later zie ik Bertus weer. Hij praat minder, is sneller vermoeid en af en toe is hij even afwezig met zijn gedachten. Het is rustig in het hospice en mijn collega en ik zitten gemoedelijk in stilte bij Bertus. Hij kijkt wat voor zich uit, en als ik vraag of hij iets wil drinken, vraagt hij om koffie.

Als ik terugkom met de koffie voor Bertus en voor ons, kijkt hij me aan en zegt: “Vogels gaan natuurlijk ook gewoon dood. Dat is het mooie van de natuur.” Hij lacht even.
“Ik ga ze straks allemaal zien; ik weet dat daar heel veel vogels zijn. Heel tam en heel mooi. Komen gewoon op je hand en je hoofd zitten.” Hij drinkt zijn koffie op, vraagt of hij in bed geholpen kan worden en wordt door mijn collega en de verpleegkundige naar zijn kamer gebracht. Bij de deur kijkt hij nog even om en zegt tegen me: “Vogels, boodschappen. Niet vergeten.” Dan steekt hij zijn hand op en vertrekt.

Twee weken later zie ik hem terug: mooi opgebaard in het uitvaartcentrum en met een vredige uitdrukking op zijn gezicht; ik heb begrepen dat hij heel rustig en met een glimlach is gestorven. Ik kijk een tijdje naar hem, zo stil in zijn kist en wens hem in gedachten een mooie vlucht toe.

Een paar dagen later als ik tegen de avond een eindje ga fietsen, zie ik een enorme zwerm spreeuwen hoog in de lucht hun schilderachtige vormen showen; als een wervelwind vliegen ze door de lucht en strijken dan allemaal tegelijk neer in de bomen langs het weiland waar ik voorbij fiets. Dan, alsof ze een seintje krijgen, vliegen ze allemaal weer op en vertrekken in de verte. Ik blijf ze nog een tijdje nakijken tot ze uit het zicht zijn verdwenen.

“Dag Bertus, prachtige vogel,” zeg ik.  “En dank je wel voor al die lekkere traktaties.”

Opnieuw voel ik diepe dankbaarheid dat ik dit werk mag doen.

Ik fiets naar huis, zet mijn fiets in de schuur loop naar de achterdeur van het huis. Vanuit mijn ooghoeken zie ik iets bewegen. Als ik kijk, zit er een roodborstje in het gras. We kijken elkaar een poosje aan totdat het roodborstje wegvliegt, al kwetterend. Ik hoor in gedachten Bertus lachen, maar dan zonder vervelende hoestbui.

Ik ben er zeker van dat hij nog even gedag kwam zeggen, via een van zijn ‘boodschappertjes’.

2 gedachten over “Werken in het hospice: “Vogels gaan ook gewoon dood”

  1. Beantwoorden
    Nel Jonkers - januari 12, 2024

    Prachtig mooi werk…dankjewel dat je de mensen zo begeleid naar hun laatste reis.

  2. Beantwoorden
    H Hadderingh - januari 14, 2024

    Kannonne…. wat een mooi verhaal.
    En R-E-S-P-E-C-T voor mensen die de medemens begeleiden naar de eeuwige….

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven